Als je je paard wilt voeden i.p.v. vullen is kwaliteit het aller belangrijkste. In de vorige blog hebben we het gehad over het verschil en de impact op het lichaam van voordroog en hooi. In deze blog belicht ik het thema kwaliteit van ruwvoer.

Naast de manier van conserveren (zie vorige blog) en de droge stof (=DS), is de kwaliteit sterk afhankelijk allerlei verschillende factoren, zoals het gras, de bodem en de verwerking. Ik ga ze een voor een bespreken..

Rijpheid

Volgens de wetenschap is de volwassenheid van het gras het meest bepalend voor de kwaliteit van het ruwvoer voor paarden. Meerdere onderzoeken benoemen dit expliciet. Maaien als het gras nog jong en volop in de groei is, heeft als gevaar dat suiker-, eiwit- en energiewaardes te hoog zijn. Voor paarden is het gezonder om volwassen gras te verwerken tot ruwvoer.

Volwassen gras bevat in de regel minder opgeslagen suikers omdat deze zijn verbruikt voor groei en zaadproductie. Daarbij is het vezelgehalte hoger (o.a. lignine), dat komt omdat de plant in het generatieve stadium is. Dat betekent dat de plant meer stengel dan blad heeft (in tegenstelling tot het vegetatief stadium) en dus meer vezels bevat. Hierdoor past het beter bij het verteringstelsel van het paard.

Vroeger werd er relatief vroeg in het seizoen gemaaid voor voordroog, als planten nog jong waren (dus rijk aan eiwit en suiker). Dit stamt af van de manier waarop koeienruwvoer (kuil) werd gemaakt. Voor koeien wil men juist een hoog eiwit gehalte omdat ze daar meer melk van gaan geven. Voor voordroog maaiden de boeren ook relatief vroeg, alleen lieten ze het langer drogen, waardoor er voordroog i.p.v. kuil ontstond. Inmiddels is het duidelijk dat paarden niet overweg kunnen met dit soort ruwvoer en wordt er in de regel nu later gemaaid.

Voor hooi is het geen probleem om pas te gaan maaien als planten volledig volwassen zijn. Voor voordroog vormt dit wel iets meer een uitdaging. Als planten volwassen zijn (in bloei zijn gekomen) dan zijn ze grover in vergelijking tot planten in een wat jonger stadium. Hoe grover de planten zijn, hoe minder dicht een pak voordroog geperst kan worden en dat betekent dat de kans op bederf groter wordt. Daarnaast, met toename van de volwassenheid van het gras is er een afname van de melkzuurconcentratie en een verhoogde PH en boterzuurconcentratie. Dit vermoeilijkt de fermentatie en het conserveringsproces. Hierdoor is de kans op schimmelvorming groter.

Het is dus niet onmogelijk om volwassen planten te verwerken tot voordroog, maar de risico’s op bederf worden groter.

In de praktijk gaat het maaien als het gras er rijp voor is, nogal vaak anders dan wenselijk. Productiepercelen worden soms wel tot 3 à 4 keer per jaar gemaaid, afhankelijk van of het weer het toelaat. De reden om te gaan maaien is dan meestal, dat het gras een bepaalde lengte heeft bereikt. Men heeft dan niet de gezondheid van het paard als standaard, maar opbrengsten. Met de aanhoudende droogte van de afgelopen 2 jaar zie je dat dit meer en meer is terug gelopen naar 1 à 2 keer per jaar omdat het gras niet meer zo hard groeit.

Hoeveel sneden er van het land af worden gehaald maakt uit. Feitelijk gezien is het voor de bodem het beste als er maar 1 snede wordt geoogst, op het moment dat de meeste grassoorten volgroeid zijn.  Dat heeft meerdere redenen, maar de belangrijkste reden is dat wanneer planten volgroeid zijn, ook hun wortels lang en wijd vertakt zijn. Grofweg kan je zeggen, dat wat je boven de grond ziet aan lengte, ook onder de grond zit aan wortels. Na het maaien sterven de wortels (deels) af en dat dient weer als voedsel voor organismen in de humuslaag. En uiteindelijk is de kwaliteit van de humuslaag het aller belangrijkste van alles (maar daar kom ik zo nog op).

Wees er dus alert op dat je hooi of voordroog hebt wat pas gemaaid is als de meeste grassoorten volwassen waren. Vraag aan de boer wanneer het gemaaid is. Je kan ervan uit gaan dat wanneer het hooi in juli of augustus is gemaaid (afhankelijk van het weer), je behoorlijk goed zit.

1e of 2e snede?

Soms wordt er nog steeds gedacht dat het voor paarden beter is om de 2e snede te voeren. Dat gedachtengoed is een overblijfsel van de vee-industrie. Vroeger werd de 1e snede al vroeg van het land afgehaald, dat was dan geschikt als koeienvoer. De 2e snede kwam later in het seizoen en dat was inderdaad beter voor paarden omdat de vezel-, energie-, suiker- en eiwitwaarden beter zijn. Echter zie je tegenwoordig dat er veel hooileveranciers zijn, die hun percelen enkel nog maar voor paardenhooi maaien. Die halen geen vroege eerste snede meer van het perceel af. Daarmee verschuift de eerste snede dus naar een later tijdstip en dan is juist de eerste snede beter dan de tweede die (als het weer het toelaat) nog later in het seizoen plaatsvindt.

Deze (late) eerste snede bevat in de regel meer vezels en voedingsstoffen dan de tweede.

Tijdstip van het maaien

Het tijdstip is van grote invloed op de kwaliteit en de inhoudsstoffen in het ruwvoer. ’S Ochtensvroeg of laat op de avond kan verschil in fructaangehaltes geven. Het beste wordt het gras in de ochtend gemaaid omdat fructaangehaltes dan het laagst zijn.

Hoe sneller het gewas op het land is gedroogd, hoe beter. Hiermee worden er meer voedingsstoffen bewaard in het ruwvoer. Het maakt niet uit of er vervolgens plastic om gaat of niet. In beide gevallen is het gewenster. Daarnaast is de kans op schimmelvorming veel minder als het snel droogt.

Als het tijdens het drogen gaat regenen, is er de kans dat de DS niet hoog genoeg wordt of dat balen gaan broeien/schimmelen.

Er wordt ook wel eens gezegd dat in water oplosbare voedingsstoffen kunnen verminderen omdat er een regenbui overheen gaat als het ligt te drogen. Dat lijkt wetenschappelijk gezien (de stukken die ik erover gevonden heb) geen een groot risico. Om dergelijke voedingsstoffen weg te laten spoelen moet er wel meer overheen dan een klein buitje. Bij een flinke bui, zou zoiets waarschijnlijk wel kunnen plaatsvinden. Maar de vraag is, of gras wat zo nat is nog zal worden gebruikt voor paardenhooi. Meestal wordt dit dan kuil of voordroog (afhankelijk van de natheid/DS).

Het weer

De weersinvloeden tijdens het groeiseizoen hebben ook invloed op het eindproduct. Bijvoorbeeld bij grote droogte zal het hooi over het algemeen grover worden omdat er al veel vocht verloren is terwijl het gras nog geworteld is. Daarbij zal een perceel minder produceren omdat er weinig water is gevallen.

Per saldo merk je de weersinvloeden vooral aan je bankrekening. Als er slechte weerscondities zijn, zie je de prijs van ruwvoer altijd hard stijgen.

Bemesting

De bemesting van de bodem heeft invloed op de eiwitstructuren, suikergehaltes en andere inhoudsstoffen (mineralen en sporenelementen). Feitelijk gezien kan je hier een opzichzelfstaande blog over schrijven, dus dat wordt te lang voor deze blog. Ik ga mijn best doen het beknopt samen te vatten.

Planten hebben minimaal 13 elementen nodig om te kunnen groeien. Ergens na de oorlog hebben we ontdekt, dat als je met name 2 van deze elementen toevoegt, planten harder gaat groeien (lees:  meer opbrengt). Stikstof en fosfaat. Deze twee elementen zie je als hoofdbestanddeel terug in kunstmest en gier. Echter, als je enkel stikstof en fosfaat (en misschien nog een paar andere elementen) gaat gebruiken als bemesting, put je langzaam de grond uit. Want de plant neemt meer dan alleen deze twee elementen op uit de grond om te kunnen groeien. In ieder geval de 13 elementen die ik al eerder noemde, maar indien aanwezig, neemt de plant nog meer op. Als je enkel stikstof en fosfaat terug brengt op het land, verschraalt de bodem en put je hem langzaam uit.

Over een “arme” bodem bestaan nog wel wat misvattingen. Een arme bodem is namelijk wel wenselijk voor paarden. Alleen wat er met “arm” wordt bedoeld is dat het niet te rijk mag zijn aan onder andere stikstof en fosfaat. De bodem moet arm zijn aan snel groeiende/productie grassen. Maar de bodem moet rijk zijn aan allerhande mineralen en sporenelementen (en er moet een grote diversiteit aan grassoorten/planten zijn). Daarbij is een rijke humuslaag het meest essentieel en juist daaraan ontbreekt het veelvuldig.

Als er van enkele mineralen en sporenelementen weinig aanwezig is in de bodem kan dat juist nadelig zijn. De groei van de plant wordt dan gehinderd en dan kan het zijn dat de suikers in de plant te weinig worden verbruikt. Hierdoor kan hooi juist suikerrijker zijn. Omdat het heel moeilijk is om de suikergehaltes aan de buiten kant af te zien, is een ruwvoertest echt een must. Ook grof en geel hooi kan heel suikerrijk zijn.

Wat voedingswaarde betreft is het ook fijn als er een grote diversiteit aan mineralen en sporenelementen in de bodem zitten. Het is algemeen bekend dat er gebieden zijn in Nederland met relatief weinig boor, koper, molybdeen, selenium en zink. Vooral koper, selenium en zink zijn belangrijk voor paarden. Als deze elementen weinig in hun ruwvoer zitten, dan kan dat wel problematisch worden op den duur.

Naast nutriënten voor de bodem is de humuslaag van essentieel belang. Sterker nog, een goede humuslaag is goud waard! Want hoe rijker het bodemleven en de uitwisseling van voedingsstoffen (wat allemaal in de humuslaag plaatsvindt) hoe gezonder en diverser je weide.

Door kunstmest en gier komt de humuslaag onder druk te staan. Het verzuurt de grond te veel en dat maakt dat het leefklimaat voor micro-organismen steeds ongunstiger wordt.

Kortom, een rijke stikstof- en fosfaatbemesting is niet wenselijk. Bemesten met vaste (paarden)mest in de vorm van compost of organische meststoffen (lava, zeeschelpen kalk of kleimineralen) is wel wenselijk. Je moet immers wel aan de bodem terug geven wat je eruit haalt.

Diversiteit

Kort door de bocht genomen, hoe diverser de gras- en plantensoorten, hoe beter. Uiteraard is er onderscheid tussen een weide die gehooid gaat worden en eentje waar alleen begrazing plaatsvindt. Er is bijvoorbeeld geen enkele marge voor giftige planten op een weiland wat gebruikt wordt voor hooi of voordroog. Terwijl, als er een verdwaalde Jacob Kruiskruid plant in een weide staat waar gegraasd wordt, geen enkel probleem is.

Zodra planten gedroogd zijn, herkent een paard slecht of een plant giftig is en zal daarom ook de giftige planten eten.

Om diversiteit te krijgen, is het belangrijk om de humuslaag goed op orde te hebben. Als de bodem in balans is, zal er weinig sprake zijn van over populatie van één bepaalde soort. Daarom is extra zorg voor de bodem een must.

Bodemprocessen, zijn trage processen. Verwacht bij over populatie van een soort niet dat je dat binnen een jaar of 2 weg kan krijgen. Het kost tijd (die men vaak niet heeft) waardoor de keuze voor pesticiden helaas heel vaak wordt gemaakt. Echter is dit niet duurzaam en als je je verdiept in de behoefte van de bodem, dan kan het ook op andere, veel gezondere manieren.

Overbegrazing of te veel “nemen” van het land, is een zware belasting voor de humuslaag. Maar ook vaak met zware machines erop of veel paarden die de grond aanstampen, geven een negatief effect. Dit komt de diversiteit allemaal niet ten goede.

De gezondheid van een paard wordt sterk bepaald door diversiteit in het dieet. In het wild eten paarden gemakkelijk 80 verschillende soorten planten/grondstoffen per dag. Onze gedomesticeerde paarden vinden, als ze geluk hebben, misschien 1/3 hiervan in hun dieet. Daarom is het streven naar zo veel mogelijk verschillende planten, grassen, struiken en bomen een must.

In het wild eten paarden niets anders dan dit. Ze hebben geen vitaminebrokje nodig om kern gezond oud te worden. Dat betekent dat dit, bij benadering, het streven moet zijn binnen de gedomesticeerde situatie. Want hoe beter je de natuurlijke behoefte van je paard kan vervullen, hoe groter de kans op gezondheid is.

GMO

Voorheen (en soms nog steeds) was het grote probleem dat weides niet geschikt waren voor paarden, omdat ze veelal grassoorten bevatten die eiwit- en suikerrijk zijn. Maar zelfs nu er diverse (niet biologische) paardengrasmengsels bestaan, die helemaal zijn uitgezocht voor paarden, moet je vraagtekens zetten bij deze mengsels. Er is heel veel gesleuteld aan de grassen in de regulier verkrijgbare grasmengsels.

Productiegrassen, die het goed doen op hoge stikstof- en fosfaatgehaltes, zien er mooi groen en sappig uit. Echter kan je dit eerder vergelijken met een woestijn, een groene woestijn wel te verstaan. De inhoudsstoffen zijn in de regel heel anders. Door de explosieve groei kan bijvoorbeeld de vorming van eiwitketens in het gedrang komen, waardoor je onvolwaardige eiwitketens krijgt.

Tevens kan het zijn dat celwanden minder stevig van structuur worden, hierdoor kunnen de inhoudsstoffen veel te gemakkelijk worden opgenomen. Een paard is gemaakt voor het verteren van lage kwaliteit, moeilijk opneembare voedingsstoffen. Als het te makkelijk wordt voor het lichaam heeft dat een negatief effect.

Suiker

Gras bevat suiker, deze gebruikt de plant om te kunnen groeien. De suikers bestaan uit verschillende soorten, namelijk glucose, fructose en sucrose. Het verschilt per plant hoeveel en welke soort suiker erin zit. Op het moment dat de plant de suiker niet gebruikt voor interne processen, worden deze omgezet naar een andere vorm en wordt het fructaan genoemd.

Fructaan behoort tot de groep koolhydraten en is een polymeer (samenstelling) van fructose en sacharose.

Zoals we al eerder zagen is het weer van invloed op de hoeveelheid fructaan in gras. Omstandigheden die ervoor zorgen dat er wel fotosynthese plaatsvindt (zon), maar er geen groei kan plaatsvinden (door bijvoorbeeld vrieskou) doen de fructaanlevels verhogen. Te weinig voedingsstoffen, droogte en kort gras wat geen kans krijgt om ongehinderd te groeien, kunnen ook voor hoge levels fructaan zorgen.

Daarnaast is het zo dat het per grassoort? verschilt of er meer of minder fructaan wordt opgeslagen. Engels Raai is de meest bekende fructaanrijke soort.

Fructose, sucrose en glucose worden in de dunne darm verteerd. Studies hebben uitgewezen dat hoge levels van fructose resulteert in een verstoring van de PH waardoor diarree ontstaat. Daarnaast veroorzaakt het een stijging van de glucosespiegel in het bloed wat nadelig is voor de bloedsuikerspiegel en mogelijk gevaarlijk is voor paarden met insulineresistentie, EMS en/of hoefbevangenheid.

Hoge fructaangehaltes zorgen ook voor een probleem. Deze worden namelijk door melkzuurbacteriën afgebroken in de blinde en dikke darm. Als de melkzuurbacteriën veel “voeding” binnenkrijgen en het milieu in de darm steeds passender wordt voor hen, dan groeien deze stammen en nemen ze de plek in van onder andere de cellulose verterende bacteriën. Dat heeft een nadelig effect voor de stofwisseling, de energiehuishouding en de algehele gezondheid.

Het liefste wil je dat de suikergehaltes in je ruwvoer onder of rond de 10% zijn. Voor paarden met een stofwisselingsstoornis is onder de 6% zelfs aan te raden. Op het blote oog is het niet te zien hoeveel suiker er in je ruwvoer zit. Ook grofstengelig, geel ruwvoer kan zeer rijk zijn. Een ruwvoerscan is altijd aan te raden in dit geval.

Suiker en insulineresistentie (IR)

Omdat melkzuurbacteriën de suikers uit het ruwvoer gebruiken voor fermentatie kan het zijn dat suikergehaltes lager uitpakken in voordroog dan in hooi. Daarom zou je denken dat voordroog beter is voor paarden met IR. Ware het niet dat de insulinerespons niet enkel afhankelijk is van suiker. Verondersteld wordt dat ook vluchtige vetzuren en ethanol een rol hierin spelen. In onderzoek kwam naar voren dat paarden met IR duidelijk meer klachten hadden op een dieet van voordroog met een lager/gelijk suiker gehalte als hooi.

Maat vezels & kauwbewegingen

De lengte van de vezels kan invloed hebben op de passagesnelheid door het lichaam. Uiteraard heeft de kwaliteit van de tanden en de kauwbeweging hier ook direct invloed op. Maar de stelregel is dat de vezellengte in ieder geval 8 cm zou moeten zijn om goed fijn gemalen te kunnen worden. Vanaf deze lengte kan het paard een soort suikerspinachtige proppen maken met de kiezen. Zijn de deeltjes korter, dan lukt dit minder goed en kunnen vezels te groot blijven. Dit heeft direct gevolgen voor de passagesnelheid en de spijsvertering.

De grofheid van de stengel heeft ook invloed op de kauwbeweging. Uit onderzoek is gebleken (Müller 2011) dat paarden voordroog geoogst in juni sneller opaten (29 min/kg DS) dan voordroog uit juli (37 min/kg DS) en augustus (36 min/kg DS).

De hoeveelheid kauwbewegingen waren het hoogst bij voordroog uit augustus en het laagste voor voordroog uit juni. Dat komt onder andere omdat het gras vezeliger is in augustus, dan in juni.

In principe is het wenselijker dat paarden langer moeten kauwen aangezien ze dan meer speeksel aanmaken. Echter kan het voor paarden met maag/darm problemen juist nadeliger zijn als ruwvoer te grof is. Dit kan dergelijke klachten zelfs verslechteren. Daarom kan je niet zeggen dat grof ruwvoer altijd beter is. Dat is heel erg afhankelijk per paard.

Houdbaarheid hooi en voordroog

Ga voor beide foeragetypes uit van ongeveer 1 jaar. Dat komt met name doordat de voedingswaarden dalen met de tijd.  Na 1 jaar zijn de gehaltes dusdanig laag dat het minder wenselijk is om te voeren.

Voor hooi is de opslagplaats uiteraard een grote factor. Een hoge (lucht)vochtigheid geeft meer kans op schimmel en verslechtering. Mijn persoonlijke ervaring is dat een goede hooischuur of hooizolder perfect werkt voor langdurige opslag. Opslag onder een zijltje, in een tent of in krakkemikkig schuurtje is niet geschikt als langdurige opslag. Dan moet de omloopsnelheid een stuk hoger zijn. 

Het nadeel van een snelle omloopsnelheid is dat de kans dat je telkens een andere batch krijgt van de hooiboer groter is. Dat is dan weer negatief voor de darmgezondheid. Een oplossing kan zijn dat je een bepaalde batch kan reserveren bij de hooiboer.

Een andere opslagmogelijkheid is om een vrachtwagenaanhanger neer te zetten. In de praktijk zijn hier voorbeelden van die goed werken.

Plastic pakken kunnen ook maximaal een jaar worden opgeslagen. Let er wel op dat het een plek is waar het plastic zo min mogelijk word aangetast. Uv-straling van zonlicht maakt het plastic poreus en hierdoor kunnen de balen verslechteren. Leg dus altijd een donkere doek over de pakken heen. Let ook op dat er geen gaatjes in het plastic komen door bijvoorbeeld takken.

Stabiliteit van een geopende baal voordroog

Een pak voordroog wat geopend is moet snel worden gevoerd, anders verslechterd de kwaliteit. In de zomer moet dit sneller dan in de winter omdat de omgevingstemperatuur ook invloed heeft. Na opening komt er zuurstof bij het pak, dat zorgt ervoor dat er o.a. lactaat-assimilerende gisten kunnen gaan groeien. Hierdoor wordt er warmte geproduceerd en zo komt er broei in het pak. Dit proces ontstaat tussen 12 en 120 uur na opening (Müller 2005). Daarnaast gaan aerobe bacteriën ook weer groeien. Dit heeft ook effect op de verslechtering.

Als je dus binnen de veilige marge wilt zitten betekent dit dat een grote baal van 300 kg eigenlijk pas gevoerd kan worden als je 5 paarden of meer hebt (uitgaande van dat je 12 kg per dag voert per paard).

Er moet gezegd worden, dat hoe hoger de DS hoe langzamer de processen van verslechtering verlopen.

Conserveringsmiddelen bij voordroog

In verschillende onderzoeken word er geëxperimenteerd met conserveringsmiddelen toevoegen aan voordroog. Zeker voor producenten van voordroog met een hoog DS-gehalte is dit interessant, aangezien de kans op bederf kleiner wordt. Het zijn in principe bepaalde soorten (melkzuur)bacteriën die dan worden toegevoegd. Ik weet niet of dit ook in Nederland wordt gedaan en wat het effect ervan is voor de gezondheid van paarden. Wellicht horen we er in de toekomst meer over.

De hygiënische kwaliteit

Schimmels en bacteriën in voordroog en hooi zijn potentiële ziekmakers. Bepaalde schimmels kunnen ademhalingsaandoeningen, mycotoxicose, huidaandoeningen en voortplantingsfalen veroorzaken. Bacteriën kunnen darmstoornissen evenals toxicose veroorzaken. Kortom, de hygiënische kwaliteit is van wezenlijk belang. Welk type foerage is dan het minst gevoelig voor ziekmakers?

Als je het vergelijkt met hooi, is de conclusie dat voordroog minder ziekmakers bevat dan hooi. De microbiële en schimmel aantallen waren gemiddeld lager. (Echter bleek wel dat de gistentelling hoger was dan het limiet (gesuggereerd door Kamphues 2005)). Het fermentatieproces lijkt dus invloed te hebben in het verminderen van pathogenen. De vraag die dit oproept is, is dat nuttig? 

Het antwoord hierop is niet eenduidig.

Ja het is fijn dat voordroog hygiënischer is. Voor sommige paarden kan dit een uitkomst bieden (denk aan allergie- of schimmelgevoelige types). Aan de andere kant heeft het dieet van vele paarden de afgelopen honderden jaren o.a. uit hooi bestaan. Ze kunnen er dus klaarblijkelijk erg goed mee uit de voeten. Daarnaast is een blootstelling aan pathogenen ook belangrijk voor de training van het immuunsysteem. Een te steriele input geeft een zwak immuunsysteem. Wat je denk ik veel in de praktijk ziet, is dat er te veel stressoren chronisch het paard verzwakken. Al die factoren tezamen maken dat paarden allerhande klachten ontwikkelen en dat een reductie in pathogenen ineens aantrekkelijk wordt. Echter is dat in mijn optiek, de wereld op zijn kop.

Schimmel in de baal

Uit onderzoek (1996 Skaar en 2008 Wichert) bleek dat schimmel niet perse zichtbaar is met het blote oog. Onderzoekers ontdekten dat in hooi, waar zichtbaar niets mee aan de hand was, toch een hoge schimmeltelling kon hebben. Schimmelgroei in balen lijkt na 80 cm op te houden (vanaf de haart). Dat betekent dat als er schimmel in de baal zit, je voor de zekerheid beter de hele baal kan weggooien omdat de kans heel groot is dat het overal zit. Ben je toch onzeker of je eventueel besmet hooi/voordroog hebt gevoerd, is het verstandig om een mycotoxine-binder te suppleren. Moederaarde is een dergelijk product.

Luchtwegproblematiek

Wie het over de hygiënische kwaliteit van ruwvoer heeft stuit onherroepelijk op het thema luchtwegproblematiek. Hierover zal ik een aparte blog schrijven die binnenkort ook wordt gepubliceerd.

Botulisme

In zowel hooi als voordroog komen meerdere soorten clostridial bacteriën voor. Deze soorten zetten suikers (en sommige eiwitten) om in bijvoorbeeld boterzuur. De meest verontrustende vorm van clostridial is C. botulium, dat botulisme kan veroorzaken. Dit is zelfs in zeer kleine hoeveelheden al zeer gevaarlijk voor paarden en er sterven jaarlijks enkele paarden door deze gifstof. Het kan moeilijk zijn om te achterhalen dat C. botulinum de oorzaak was, omdat het bij kleine hoeveelheden al dodelijk kan zijn. Daarnaast kan het 3 tot 7 dagen duren (nadat de gifstof gegeten is) voor er klachten optreden. Daarom gaan dierenartsen vaak eerder af op de klinische symptomen dan op bloedwaarden.

Bij gevallen waar sprake was van botulisme gaf men vaak aan dat er kadavers in het voordroog gevonden waren (dode muizen bijvoorbeeld) of dat de PH zeer hoog was en het voordroog sterk naar ammoniak rook.

Conclusie

Een van de aller grootste uitdagingen van paarden voeden is het vinden van een goede kwaliteit ruwvoer. Er zijn zoveel factoren om rekening mee te houden en omdat je met het blote oog niet alles kan zien, kom je soms voor verrassingen te staan.

Toch, door streng toezicht te houden op wat je aankoopt of door een goede verstandhouding met je producent/stalhouder, kan je wel de vinger aan de pols houden en de meeste belangrijke factoren bespreken. Gebruik ook altijd je eigen zintuigen. Goed hooi ruikt heerlijk, knispert zachtjes, is langstengelig, niet te grof en is licht groen van kleur.

Om te weten wat de interne verhoudingen zijn is een ruwvoerscan altijd aan te raden.

Aan de hand van deze blog is het niet logisch om een soort “winnaar” te kiezen tussen voordroog of hooi. De factoren die bepalen of je ruwvoer van hoge kwaliteit is, gelden vaak voor beide. De onafhankelijke verschillen zijn al duidelijk te lezen in de diverse kopjes hierboven.

Echter als je zowel deze als de vorige blog tezamen neemt, moet ik wederom concluderen dat hooi een betere match voor het lichaam is, dan voordroog.

Het aller belangrijkste wat ik je kan meegeven is, ga altijd voor kwaliteit. Het ruwvoer is zo’n beetje 90% van het gehele dieet. Dat betekent dat het van grote invloed is. Chronisch rommel eten geeft geheid problemen.

Heb je hulp of advies nodig over dit thema, neem gerust contact op!

Bronnen:

4 reacties op “De optelsom van factoren bepaald de ruwvoer kwaliteit

  1. Renée zegt:

    Heel leerrijk artikel. Maar het is en blijft moeilijk, ook als je zelf je hooi produceert. Het is idd afhankelijk van de weersomstandigheden en dan moet je wel snel beslissen.

Geef een reactie

Je e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *

De waardering van www.purehorse.nl bij WebwinkelKeur Reviews is 9.5/10 gebaseerd op 2002 reviews.